De Vierhuizen? Ik zie er maar 1…
De naam ‘de Vierhuizen’ roept vragen op. In de boerderij is immers maar 1 woonhuis. Hoe zit dat? Boerderij de Vierhuizen is al eeuwen oud. Het is zeker dat vanaf ca. 1594 deze plek bewoond was, en misschien al eerder. De boerderij is gebouwd langs de vaart die nu ook nog voor ons huis langs loopt. In de zeventiende en achttiende eeuw is de Geerpolder achter de boerderij uitgeveend voor de turf. Turf was in die tijd de belangrijkste brandstof. Dat uitvenen gebeurde met de hand, het zogenaamde ‘turfsteken’.
U kunt zich voorstellen dat voor dit enorme werk heel veel arbeiders nodig waren. Boerderij de Vierhuizen was in die tijd een klein gehuchtje van 1 boerderij en 3 veenarbeidershuisjes. Vandaar de naam: ‘de Vierhuizen’.
Die ‘boerderij’ stelde toen overigens nog niet zo veel voor, er was immers niet veel land beschikbaar vanwege de verveningen. Op een stukje dijk of een drooggevallen landje werden misschien enkele koeien gehouden. Veel meer was het niet.
Boerderij de Vierhuizen is in de tijd van de verveningen ook nog een poosje een soort eetcafe geweest. Misschien werd er wel pap geserveerd, gemaakt van de melk van eigen koeien -maar wellicht ook zelfgestookte jenever of brandewijn.
Voorkant
Waar is de voorkant van de boerderij? Als wij het hebben over de ‘voorkant’ van de boerderij, dan bedoelen we niet de kant die u ziet als u vanaf de weg ons erf oprijdt. Is dat boereneigenwijzigheid, of zit daar iets achter?
Er zit iets achter. De voorkant van de boerderij is de kant die naar de vaart is gericht, bovenop de dijk dus. De vaart is de Ommedykse Watering, de boezem die het water uit de polders afvoert naar zee. Dat we dat de ‘voorkant’ noemen is het gevolg van het feit dat vroeger – en nog niet eens zo ontzettend lang geleden – verreweg het meeste transport over het water ging.
Heel vroeger was er aan de voorkant in de voorgevel van het huis een klavertjevier gemetseld (als symbool voor de Vierhuizen). Helaas is waarschijnlijk vanwege hoge kosten en vochtdoorslag de voorgevel bepleisterd, over het klavertjevier heen. In het jaar 2001 hebben we bij het teruggeven van de historische naam ‘de Vierhuizen’ aan de boerderij opnieuw een klavertjevierbord aan de muur gehangen. Sindsdien is het klavertjevier ook ons logo.
Historische perceelsnamen
Sommige percelen van ons bedrijf zijn al heel lang in eigendom van de familie van Leeuwen en hebben historische namen. De twee oostelijkste percelen van het huiskavel heten bijvoorbeeld ‘1e Kattekop’ en ‘2e Kattekop’. Deze percelen zijn vernoemd naar een suikertante met wiens geld dit land omstreeks 1900 is gekocht.
Zij heette Cornelia van Leeuwen, maar werd ook wel ‘Keetje-zonder-knietjes’ genoemd vanwege een gebrek in haar knieën. Leuk detail: In het kerkarchief staat zelfs ‘een ontheffing van knielen’ tijdens de H. Mis voor deze tante genoemd! Naast het kopen van twee stukken land heeft Cornelia nog iets belangrijks gedaan: op 20 juli 1893 legde zij de eerste steen voor de nieuwe huisstal die aan het al bestaande woonhuis werd vastgebouwd.
Kattekop verkocht aan De Boerderijn, onze buren. Zij zullen de historie van het stuk in ere houden en de naam handhaven! Het perceel tegenover de ligboxenstal wordt ‘de bocht’ genoemd. Die naam verwijst naar een plaats, waar vroeger de koeien (met de hand) gemolken werden.
Andere namen, zoals ‘t hoge stuk, ‘t lage stuk, de 11-hond, vinden hun oorsprong in ligging en grootte. Het ‘paalstuk’ heeft haar naam waarschijnlijk te danken aan de gemeentegrens die over dit perceel loopt (de grens is daar ‘afgepaald’).
Later aangekochte percelen dragen de naam van de vorige eigenaar: Van der Voort 1 en 2. Het “padstuk” ligt tegenover de ingang van het erf van De Vierhuizen.
Polder, droogmakerij en ‘oud land’
Boerderij de Vierhuizen staat in de ‘Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaartpolder’, kortweg de Geerpolder. De term ‘drooggemaakt’ geeft aan dat de Geerpolder een ‘droogmakerij’ is.
Voor de Gouden Eeuw (tot ca. 1600) waren het twee polders, de Geerpolder en de kleine Blankaartpolder, alle twee veengebieden. Hier lag een dik pakket veen dat via veenstroompjes afwaterde op de Oude Rijn. In die tijd lag het land dus hoger dan het waterpeil in de vaart, die nu voor het huis ligt.
Door turfwinning is er in de 17e en 18e eeuw een laag veen van misschien wel 4 of 5 meter weggegraven, totdat men op de klei kwam. Het maaiveld kwam hierdoor een dikke 4 meter onder het waterpeil in de boezem (de vaart) te liggen. Omdat het water nog niet van het land weggemalen kon worden, kwam het door kwel en wegzijging blank te staan.
Om het land vervolgens weer droog te malen zou eigenlijk, vanwege het grote hoogteverschil, een molendriegang of een molenviergang nodig geweest zijn. Deze investering was echter te groot in verhouding tot de geringe omvang van de polder (ca. 140 hectare). Ter vergelijking: voor de ca. 1.000 hectare grote Zoetermeerse Meerpolder ten zuiden van de Geerpolder kon de investering in een molendriegang kennelijk wel uit: dit natuurlijke meer is al in 1616 drooggemaakt, een van de eerste in Nederland.
Een provisorische kleine molen, die ongeveer aan de overkant van de weg tegenover onze koeienstal heeft gestaan, zorgde er voor dat er in de zomer toch nog wat plekjes droogvielen waar wat vee op gehouden kon worden. Deze landjes noemde men de ‘miserabelen’, wat al aangeeft dat dit een behoorlijk armoedig bestaan was.
Pas met de uitvinding van het stoomgemaal kon de Geerpolder definitief drooggemaakt worden, als laatste polder van Zuid-Holland. Dit gebeurde in 1865. Het gemaal bevindt zich ongeveer een kilometer verderop richting Stompwijk, tegenover de kassen. Uiteraard werkt die niet meer op stoom, maar is het nu een computergestuurd elektrisch gemaal.
Het aardige is dat je, als je op de dijk aan de voorkant van onze boerderij gaat staan, en over de vaart heen kijkt, ziet hoe de Geerpolder er uit gezien zou hebben als de polder nooit uitgeveend was. Je kijkt dan namelijk uit over de ‘Zwet- en Grote Blankaartpolder’. Dit gebied is ‘oud land’; het veen was van te slechte kwaliteit om er turf van te steken, daarom is het blijven liggen. Je kunt zien dat het land daar een stuk hoger ligt dan in de Geerpolder.
Eggen, lubben, braken
In 1865 is de Geerpolder, dankzij de introductie van het stoomgemaal, drooggevallen. Wat er te voorschijn kwam, viel echter geenszins mee: natte, zure, zware klei met weinig voedingswaarde. Dit type klei noemt men ook wel ‘katteklei’.
Een van de vervelende eigenschappen van deze grondsoort is de grote droogtegevoeligheid. Dat is soms nog steeds te zien: dan wordt het gras in de polder ‘rood’.
De bewoners van de Geerpolder lieten het er echter niet bij zitten. Vanaf de drooglegging hebben zij op vele manieren geprobeerd om de kwaliteit van de bodem te verbeteren.
Enkele van de methodes die zij toepasten waren:
– Bekalken: kalk zorgt ervoor dat de grond minder zuur wordt.
– Bemesten: mest zorgt ervoor dat de voedingswaarde van de grond toeneemt.
– Eggen: een eg is een apparaat met tanden dat over de grond gesleept wordt. Hierdoor wordt de bodem luchtiger.
– Lubben: dit is een soort ploegen; ter bevordering van de luchtigheid en tegen onkruid.
– Braken: dit betekent dat je het land een poosje (1 of 2 jaar) geheel met rust laat. Hierdoor neemt de voedingswaarde van de grond toe. Door de diepere beworteling van de planten verbetert ook de afwatering.